Rome-Napels-Amalfi route kaart

Beginnen in het eeuwige Rome

Er zijn van die steden die je niet zomaar bezoekt, maar die je voelt. Rome is er zo een. Zodra je het vliegveld verlaat, voel je de warmte op je huid, ruik je de geur van espresso, en hoor je de kakofonie van scooters en geroezemoes. De stad ademt geschiedenis, maar leeft in het nu. Als Nederlander – gewend aan rechte lijnen, georganiseerde straten en stilte – voelt Rome als een hartslag die je meteen overneemt.

De eerste uren in de stad zijn vaak verwarrend: zoveel te zien, zoveel te voelen. Maar als je ’s ochtends vroeg een cappuccino drinkt op een hoekje bij Piazza Navona, hoor je het: Rome fluistert. Je dwaalt door Trastevere, de zon klimt langzaam boven de daken, en ineens sta je voor het Colosseum alsof je het per ongeluk hebt gevonden. Zelfs als je geen liefhebber bent van geschiedenis, laat dit je niet koud.

’s Avonds wandel je langs de Tiber, een plastic beker wijn in je hand, kijkend naar de lichtjes van de stad. Je voelt je geen toerist, maar onderdeel van een verhaal. Rome laat je niet kijken – het nodigt je uit om mee te leven.

Op weg naar het zuiden – de levendige ziel van Napels

Na Rome voelt Napels bijna als chaos. Maar een heerlijke, rauwe chaos. De trein van Roma Termini naar Napoli Centrale is snel, maar zodra je aankomt, lijkt het alsof de tijd hier anders stroomt. Het verkeer is nerveus, mensen praten met hun handen, Vespa’s vliegen overal tussendoor. En toch: er zit een eerlijkheid in deze stad die nergens anders te vinden is.

Je loopt door de Quartieri Spagnoli, waar balkonnetjes bijna tegen elkaar aanleunen. Overal hangt wasgoed. Je ziet mannen kaarten spelen in donkere steegjes, vrouwen lachen hardop vanaf hun balkon. Alles leeft. En op de achtergrond, altijd aanwezig: de Vesuvius, die stille reus, een herinnering aan de onvoorspelbare natuur die deze stad heeft gevormd.

Napels is niet perfect. En dat maakt het misschien wel de meest echte stad van Italië. Je proeft het ook letterlijk – in een eenvoudige pizzeria op een straathoek. De pizza hier is geen gerecht, het is een geloof. De eenvoud van tomaat, deeg en mozzarella, maar met een diepte waar je stil van wordt.

Langs de kust – de magie van de Amalfikust

Vanuit Napels begint de weg zich te krullen langs de kust, alsof de bergen zelf niet recht durven lopen. Elke bocht opent een nieuw schilderij: rotsen die in zee storten, citroenbomen die bijna over de rand hangen, dorpjes die tegen de kliffen kleven alsof ze per ongeluk gebouwd zijn. De route naar Amalfi is geen reis, het is een beleving. Maar juist hier komt een praktische vraag bovendrijven: welke auto past het beste bij deze rit?

Veel reizigers uit Nederland huren een elektrische auto. Logisch – duurzaam, stil, vertrouwd. Maar in Zuid-Italië is dat niet altijd de beste keuze. Laadpalen zijn er wel, maar zelden op de plekken waar je ze verwacht. Vooral in de kleine dorpen tussen Sorrento en Salerno kan het zoeken zijn, of simpelweg wachten. En als je ergens niet wilt vaststaan, is het langs deze smalle, nerveuze kustweg.

Benzine of diesel dan? Benzinewagens zijn ruimer beschikbaar bij verhuurbedrijven en hebben minder beperkingen in steden. Diesel wordt steeds minder populair in Italië – deels door milieuzones en hogere kosten. Auto’s op aardgas (CNG) zie je nauwelijks langs deze route, en tankstations zijn schaars.

De gulden middenweg? Een zuinige benzineauto. Liefst compact, met sterke remmen, want de Amalfitana is niet vergevingsgezind. Bochten komen snel, de afgronden zijn écht, en locals rijden met een zelfverzekerdheid die je alleen begrijpt als je hier bent opgegroeid. Klein betekent wendbaar. En dat is hier goud waard.

En toch, tussen het concentreren op de weg en het ontwijken van toeristenbussen, komt er een moment waarop je alles vergeet. Misschien is het bij het binnenrijden van Positano, waar de gekleurde huizen trapsgewijs naar zee lijken te glijden. Of in Amalfi zelf, waar je door een smalle poort het dorp binnenrijdt en plots midden op het plein staat, alsof je per ongeluk in een ansichtkaart bent beland.

In Ravello, hoger gelegen en rustiger, hoor je enkel de wind en muziek. Je loopt door de tuinen van Villa Rufolo, kijkt uit over de kustlijn en voelt: dit is niet zomaar Italië. Dit is het theater van het zuiden, en jij hebt een zitplaats op de eerste rij.

De kracht van contrast – waarom deze route blijft hangen

Wat deze reis zo bijzonder maakt, is niet alleen wat je ziet, maar wat je voelt. Je begint in Rome, waar de geschiedenis als een toneelstuk rondom je wordt opgevoerd. Alles is groots, monumentaal, bedachtzaam. Zelfs de chaos in Rome heeft een soort orde, alsof het geregisseerd is.

Dan duik je Napels in – een wereld die zich nergens aan houdt. Je komt uit het marmer van het Forum Romanum en belandt in een steeg waar iemand pasta kookt en een scooter voorbij zoeft op een halve meter van je voet. Het contrast is rauw en eerlijk. Napels maakt niets mooier dan het is, en daardoor raakt het je juist daar waar je het niet verwacht.

En net als je denkt dat je alles hebt gezien, opent zich de kust. De Amalfikust is een schilderij waar je zelf doorheen rijdt. Hier hoef je niets meer te begrijpen of analyseren – je kijkt gewoon. Je ademt trager, je praat zachter, alsof je bang bent om het moment te verstoren.

Voor veel Nederlanders is Rome een bestemming op zich. Logisch ook, want de stad is een museum zonder dak. Maar wie de route naar het zuiden overslaat, mist iets essentieels. Pas als je die overgang voelt – van grootsheid naar intensiteit, van steen naar zee – begrijp je iets diepers van Italië. Het is geen land van één verhaal. Het zijn lagen, ritmes, tegengestelden die naast elkaar bestaan.

En precies dat maakt deze reis onvergetelijk. Niet de afzonderlijke plaatsen, maar de manier waarop ze elkaar versterken. Je komt niet alleen thuis met foto’s, maar met gevoel. En dat blijft.

Terugkijken – en meteen verlangen naar meer

Op de laatste ochtend, ergens tussen Amalfi en de terugweg naar Napels, verandert het licht. De zee glinstert anders, de lucht ruikt droger, en in je hoofd begint al de gedachte aan teruggaan. Je beseft het pas op dat moment: deze reis heeft je veranderd. Niet groots, niet dramatisch, maar zacht en blijvend. Alsof je iets hebt gezien waar je niet meer van weg kunt kijken.

Je denkt terug aan de jongen die in Rome je espresso bracht zonder te glimlachen, maar je daarna een stuk taart aanbood “omdat je zo moe keek.” Aan de vrouw in Napels die je hielp oversteken en ondertussen haar levensverhaal vertelde in vijf minuten. Aan de oude man in Ravello die in stilte de bloemen van zijn tuin verzorgde en je enkel aankeek, alsof hij wist waarom je daar was.

Italië verrast niet met spektakel, maar met momenten. En juist in de auto, tussen die momenten, ontstaat er iets echts. Je rijdt, kijkt, zwijgt. De gesprekken worden minder, de gedachten rijker. En als je terugvliegt naar Nederland, voel je iets wat niet in je koffer zit, maar wel met je meegaat.

Het is niet de vraag óf je terugkomt. Het is enkel: wanneer. Want een reis als deze stopt niet bij de grens, of bij de landing. Ze nestelt zich. En elke keer als je citroen ruikt, of een Vespa hoort knetteren in de verte, komt het terug. Niet als herinnering, maar als honger. Naar licht, naar warmte, naar het zuiden.